Oorsprong Familienamen

De achternaam identificeerde de familie, vormde een link met het verleden, en zorgde ervoor dat de identiteit ervan ook in de toekomst gegarandeerd werd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men zijn uiterste best deed om zijn naam voor het nageslacht te behouden. Het was de achternaam die men zelf had geërfd en met trots had gedragen.

In de Nederlanden kwam het gebruik van familienamen van uit het zuiden opzetten, natuurlijk in de verstedelijkte gebieden als eerst. In bijna alle gevallen waren het de adel en de grootgrondbezitters die als eersten gebruik maakten van achternamen. De gewoonte sijpelde vervolgens langs de sociale ladder naar beneden in de richting van kooplieden en burgerij. Veel familienamen waren afhankelijk van de vakbekwaamheid en de punctualiteit van de schrijver. Eenzelfde naam werd soms op totaal verschillende wijze gespeld, zelfs binnen hetzelfde document.

In de Nederlanden werd onder invloed van Napoleon, bij de invoering van de Burgerlijke stand, in 1812, het voeren van een familienaam verplicht. Dit leidde tot “onzin-namen”, bijvoorbeeld; Moordhamer, Wittebrood, enz., want men meende dat als Napoleon weer vertrokken zou zijn, men ook van het verplicht voeren van een familienaam af zou zijn. Maar de structuur van de samenleving maakte het voeren van een familienaam noodzakelijk, zodat men vaak vast zat aan de “aangenomen” naam.

De laatste gebieden in Nederland, die met deze verplichting te maken kregen, waren de drie noordelijke provincies. De mensen die daar woonden, werden verplicht om naar het gemeentehuis te komen, om hun keuze van familienaam bekend te maken. Hiervan werden akten opgemaakt waarin het gezinshoofd, man of vrouw, verklaarde welke naam hij/zij aannam, en wie naast hen (meestal de kinderen) deze ook gingen voeren. Dit had als gevolg dat binnen een familie meerdere familienamen konden ontstaan.

De overlevering van familienamen heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Soms zijn ze gebaseerd op iemands omgeving of baan, of op de naam van een voorvader. Maar voor de meeste achternamen geldt dat ze zijn voortgekomen uit een viertal algemene bronnen, die ook weer in subcategorieën uiteen kunnen vallen, namelijk:

Veel historici geloven dat achternamen die gebaseerd zijn op locatie (veld- en/of geografische namen) de eerste categorie namen vormen die erfelijk werden. Achternamen die voortkwamen uit bijnamen of kenmerken (uiterlijk of karaktereigenschappen) zijn ook van vroege datum. Daarentegen werden namen die hun oorsprong vonden in beroepen, pas veel later geïntroduceerd; die van patronimische oorsprong vormden de laatste categorie die op basis van erfelijkheid overgeleverd werden.

Hoewel patroniem namen al heel lang in gebruik zijn, veranderden ze toch per generatie: Jan, de zoon van Willem, werd Jan Willemsen genoemd, terwijl zijn zoon weer Willem Jansen zou kunnen heten.

De achternamen in Nederland zijn naar alle waarschijnlijkheid plaatsbepalend en/of overgeerfd van oorsprong. Onderzoek wijst uit dat de naam vaak in verband gebracht kan worden met woonplaats ofwel met het beroep van voorouders.

Wanneer u op het punt staat om uw genealogie wat uitgebreider te onderzoeken zou het heel goed kunnen dat hij honderden jaren geleden anders gespeld werd. Omdat veel mensen niet konden lezen en schrijven (soms wist de drager zelf niet eens hoe hij zijn naam moest spellen), er ook geen landelijke spellingsregels bestonden, iedere taal aan veranderingen onderhevig is, alsmede slordigheid, waren allemaal factoren die ervoor zorgden dat er verschillende spellingswijzen waren. Zo komen in één familie soms meerdere varianten van dezelfde achternaam voor. De stadsschrijver spelde een naam veelal op de manier die hem goed in het gehoor lag.